De origine van het Camargue-paard of ‘de witte paarden van de zee’ zoals ze ook poëtisch genoemd worden, ligt voor een groot deel in de prehistorie. De wilde voorvaderen zijn vermoedelijk afstammelingen van de paarden die terug te vinden zijn op de 15.000 jaar oude muurschilderingen in de grotten van Lascaux in de Dordogne. Het ras heeft invloeden ondergaan van Noord-Afrikaanse Berberpaarden die met de Moorse veroveraars uit Spanje en Zuid-Frankrijk meekwamen. In de loop van de middeleeuwen heeft men geprobeerd het Camargue-paard te kruisen met zwaardere paardenrassen maar de andersoortige hengsten die men het moeras injoeg om zich voor te planten met de Camargue-merries hielden het zelden lang vol in de moeizame natuurlijke omstandigheden. Hierdoor bleef het Camargue-ras relatief ongerept. Het gebied van de Camargue waarin ze leven is verre van paard vriendelijk te noemen want het ontbreekt er aan groene weiden; De paarden voeden zich met riet en zeekraal. Het gebied is moerassig en slijkerig en er valt bovendien veel regen met hoge temperaturen in de zomer; Een gure mistral wind waait er grotendeels het ganse jaar en in de zomer zijn er veel muggen.
Ondanks de woeste natuur en ruige leefomstandigheden heeft dit taaie ras geleerd om in de moerassen te overleven. Ze leven daar vrijwel onafhankelijk en zelfstandig. De merries leven gedurende het jaar – samen met hun veulens – in een kudde met een geselecteerde hengst. Slechts één keer per jaar worden de dieren naar binnen gehaald en worden de jonge hengsten (vanaf 3 jaar) uit de groep gehaald om opgeleid te worden door de plaatselijke cowboys - de ‘gardians’ om ingezet te worden voor het bijeendrijven en verplaatsen van de camargue stieren.
De Camargue paarden zijn technisch in feite een poney-soort maar ondanks de relatief geringe schofthoogte, tussen de 1.35 en 1.48 m, bezit het Camargue-paard ruimschoots de kracht om een volwassen man te dragen. Ze zijn zeer wendbaar met hun behendige achterbenen, houden het hoofd koel in moeilijke omstandigheden, zijn nieuwsgierig en kunnen zeer snelle sprintjes trekken. Ze hebben harde hoeven waardoor ze zelden struikelen. Ze worden vooral gefokt op een goed karakter en daarom ook als heel betrouwbaar omschreven. Opmerkelijk is dat de veulens bij hun geboorte zwart, of donkerbruin zijn maar naar gelang ze ouder worden worden ze uiteindelijk lichtgrijs of wit. Het zijn allen schimmels. Ze worden door het harde klimaat waarin ze leven soms toch nog tot 30 jaar maar door het vochtige klimaat en de zware arbeid die ze moeten verrichten op de moeilijke ondergrond komt artrose veelvuldig voor.